De atoomtheorie van Bohr beschrijft de structuur van het atoom en stelt voor dat elektronen in vaste banen of energieniveaus rond de kern cirkelen zonder energie uit te stralen. Het introduceerde het idee dat elektronen alleen bepaalde toegestane banen kunnen bezetten, en dat energie wordt uitgezonden of geabsorbeerd wanneer een elektron tussen deze niveaus overgaat. Dit model verklaarde met succes het spectrum van het waterstofatoom en legde de basis voor de moderne kwantummechanica.